Bijna zeventig jaar na de Bevrijding liggen er bij de kust nog steeds Duitse bunkers op ontdekking te wachten.
ZANDVOORT Engel Scholtenlo weet precies waar hij moet zijn in de don- kere duinen bij Zandvoort. Hij is de hele dag al in lichte staat van opwin- ding over deze avond. Zoals bij ieder graafpartij is hij gekleed in een ruim zittend camouflagepak – de standaarduitrusting voor doorgewinterde bunkeraars. Met een goede dekking, mocht hij een duinwachter tegenkomen.
Bunkers uit de Tweede Wereldoorlog uitgraven is een verstoring van de Flora- en faunawet en wordt minstens bestraft met een boete. Scholtenlo (53) heeft er nog nooit een gehad, maar heeft ‘meer dan hem lief is’ moeten rennen om dat zo te houden.
De Bunkerploeg Zandvoort en de bevriende Bunkerploeg Den Haag graven samen aan dit project. Van tevoren hebben Scholtenlo en zijn ploegmaten uitgebreid onderzoek gedaan naar de locatie van de Duitse bunker. Er zijn oude luchtfoto’s van de Canadezen, tekeningen van de duinen en een moderne foto van Google Earth aan te pas gekomen.
Want op het oog zie je niets. De bunker ligt al bijna zeventig jaar begraven onder een laag zand die er na de oorlog door de geallieerden overheen is gegooid. Het begraven van de sporen van de Duitse overheersing was en is nog steeds goedkoper dan afbreken.
De bunker in de Amsterdamse Waterleidingduinen is nog ‘maagd’ – graversjargon voor een bunker die sinds de bevrijding niet meer open geweest is. Voor bunkerfreaks zijn ze het ultieme doelwit: ongeopend en dus een zeldzame tijdscapsule. En ja: het is ook leuk dat nog geen andere bunkerploeg deze vondst heeft gedaan. ‘Het is toch ook een beetje een concurrentiestrijd. Iedereen wil als eerste naar binnen bij een maagd’, zegt Scholtenlo. Hij heeft de uitdrukking zo vaak gebruikt in bunkercontext, dat hij geen spier vertrekt.
Bijna alle bunkers die in de Nederlandse duinen verscholen liggen, maken onderdeel uit van de Atlantikwall. De Duitse verdedigingslinie strekt zich uit van Noorwegen tot de Spaanse grens en bestaat uit een enorme betonnen sliert van grote en kleine bunkers.
Nederland telt zo’n vijftig bunkergravers, vooral mannen. De meesten graven af en toe, maar voor sommigen gaat het verder dan een hobby. René van Poelgeest (50) – volgens zijn ploeggenoten de ‘Bunkerkoning van Den Haag’ vanwege zijn talent om de ingan- gen op te sporen – zegt geobsedeerd te zijn. ‘Als ik een week geen bunker zie, krijg ik de bunkeritus. Ik ben gewoon verslaafd aan het betonvirus.’
Het opgraven van bunkers is spannend, maar dat heeft vooral te maken met het kat-en-muisspel tussen bunkerploeg en duinwachter. Onontplofte munitie of vergane Duitsers vinden de bunkerploegen niet. Er is in Zandvoort niet gevochten. Veel van wat de mannen uit de bunkers halen, herinnert aan de verveling. Lege flessen wijn zijn de meest gevonden voorwerpen.
De geallieerden en de Nederlanders hebben na de bevrijding alles wat er nog aan waardevols lag uit de bunkers gehaald. ‘Het zijn geen schatkamers.’ De mannen hebben nog lang niet al het beton dat in het zand ligt in kaart gebracht. Onbezoedelde bunkers worden wel schaarser maar voorlopig kunnen ze nog even voort. Van Poelgeest: ‘We hebben nog steeds twee keer per week een maagdje.’
In deze bunker is het enige voorwerp een verroeste stoel die gebruikt werd om reparatiewerk mee uit te voeren. Het roestige reliek uit de oorlog gaat een paar honderd euro opleveren, weten de mannen. De mannen laten de stoel staan. Ze krijgen hem door de nauwe opening niet naar buiten. Bovendien is het hun niet te doen om de handel. ‘Ons gaat het om het historische onderzoek.’ Een hobby die de mannen met verve vervullen. De bunkerploegen leggen hun vondsten minutieus vast. Alles gaat op de foto. Gevonden voorwerpen worden via internetfora op naam gebracht. Kleine spullen gaan mee en worden opgeslagen of tentoongesteld in een van de amateurmusea langs de kust.
We vinden nog steeds twee keer per week een maagdje
Ze hebben een broertje dood aan ‘nagravers’, mensen die hun fora afspeuren en nogmaals de bunkers in gaan om te kijken of er iets te halen valt. Er is een levendige handel in parafernalia uit de Tweede Wereldoorlog. Af en toe is er interesse vanuit neonazihoek. ‘Als er iemand meewil die wij verdenken van nazisympathieën, verzinnen we een smoes zodat hij niet meekan.’ Het gebeurt volgens Scholtenlo weinig.
Ritueel bij het verlaten van de bun- ker is het vereeuwigen van hun aanwezigheid. Als iedereen zich de ingang heeft uitgehesen wordt het gat weer dichtgemaakt. Als er helmgras boven de ingang groeit, herplanten ze het. Hun bunkerbezoek moet het duin in- tact laten, maar bovenal onopgemerkt blijven.
Beeld: Ilvy Njiokiktjien