Duizenden Duitsers moeten nog steeds hun huizen verlaten om plaats te maken voor open mijnbouw, hoewel hun land wordt gezien als Europa’s pionier in klimaatbeleid. ‘Ik zal mijn kleinkinderen niet kunnen laten zien hoe het hier geweest is.’
Pas als ze allemaal tegelijk dicht zijn, valt op hoeveel Duitsers rolluiken voor hun ramen hebben. Zelfs het vroegere klooster in het oude Immerath heeft van die degelijke witte dingen voor de ruiten. Sommige zijn al zo lang gesloten dat ze scheefgezakt voor de afbladderende kozijnen hangen.
Het geeft niet, ze hoeven niet meer omhoog. Volgend jaar zal alles hier met de grond gelijk worden gemaakt.
In het oude Immerath woonden tot zeven jaar geleden 1.500 mensen rondom een joekel van een katholieke kerk. In het imposante gebouw met twee torens zitten nu donkere gaten waar eerst de gebrandschilderde ramen waren. Een extra groot gat bovenin de toren, alsof er een sloopkogel doorheen is gegaan, herinnert aan de verhuizing van de eeuwenoude klokken. Het is het enige onderdeel van de kerk dat wel mee kon naar het nieuwe kapelletje een paar kilometer westwaarts.
Bij de toegangsweg naar Immerath waarschuwt een bord voor de bewaker die de leegstaande gebouwen moet behoeden voor inbrekers en koperdieven. Hij kan niet voorkomen dat het dorp ’s nachts vol gespuis zit, weet Nicole Thelen, een van de laatste bewoners. ‘Hij gaat rond een uur of twee naar huis, professionele koperdieven weten dat perfect.’ Vorige week ontdekte ze een kledder oranje verf op de buitenmuur van haar huis. ‘Hoe heten die dingen, waar je verfkogels mee schiet? Paintball, ja. Dat deden ze opeens hier in het dorp.’
Thelen is samen met haar man, schoonmoeder en nog thuiswonende zoon van 15 een van de laatste bewoners van Immerath. Ze blijven zo lang mogelijk in hun boerderij wonen. Door hun akkers zijn ze nog meer dan andere bewoners geworteld in de Immerathse bodem. Andere landbouwgrond is in de omgeving moeilijk te krijgen. Maar de goede grond is niet de enige reden waarom Thelen blijft.
Ze woont al haar hele leven in Immerath, haar man en schoonmoeder groeiden op in dit huis. ‘Je had hier alles. Twee bakkers, een kerk, een klooster, een sportclub, een school, vroeger zelfs een ziekenhuis,’ somt ze op vanuit haar keuken. ‘Het was heel geliefd. Boeren zoals wij, maar ook bankiers uit Düsseldorf en verzekeraars uit Keulen wilden hier graag wonen vanwege de landelijke ligging en de positie aan de snelweg.’
Star Wars
Maar onder die huizen, akkers en wegen zitten miljoenen tonnen bruinkool in de grond. Energiebedrijf RWE graaft sinds de jaren negentig een steeds groter wordend gat om de bruinkool te winnen. Verrijdbare machines zo groot als flatgebouwen happen met grote schoepenraderen tonnen bruinkool uit het landschap. Op kilometerslange lopende banden rollen die dan direct de energiecentrales in die om de Garzweiler II-mijn heen hun witte rookwolken uitbraken.
De Garzweiler II-mijn is 45 kilometer in omtrek en 230 meter diep. Als de mijn uitgeput is, naar verwachting in 2045, ligt er een restmeer van 21 vierkante kilometer grootte met een diepte van 185 meter in het landschap. In zestig jaar tijd wordt dat gat langzaam gevuld met Rijnwater. Als het meer vol zit, staat er twee miljard kubieke meter in. 7.600 mensen zullen dan een ander huis hebben; 21 dorpen zijn verdwenen.
Drie jaar geleden bezocht Nicole Thelen de bruinkoolmijn die bijna naast haar deur ligt voor het eerst. Op uitnodiging van RWE slingerde ze samen met de andere boeren uit de omgeving in een busje naar beneden. Miljoenen jaren sediment trokken voor het raam aan haar voorbij. Eerst het lichtbruin van de aarde, erna het zwart en donkerbruin van de bruinkool. ‘Ik voelde me een astronaut in een maanlandschap. Het was alsof ik in Star Wars terecht was gekomen.’
Die dag zag ze ook voor het eerst een ander gezicht van haar collega’s. ‘Ze vonden opeens alles zo piekfijn in orde, zo goed geregeld. Ze konden het niet vaak genoeg zeggen tegen de medewerkers van RWE. Huichelaars. Ze hopen alleen maar op een fijn stuk land en een goede afkoopsom.’
Nicole Thelen niet. Als ze zou mogen kiezen, zou ze haar leven lang niets meer met Garzweiler II te maken willen hebben.
Eén verdieping lager schuifelt haar schoonmoeder tussen de jachttrofeeën van haar vijf jaar geleden overleden man. De gekromde vrouw van 87 heeft haar schort nog om. ‘Ik zie er niet uit,’ verontschuldigt ze zich. Ze heeft net wortels van het land gehaald. Ze heeft nog nooit ergens anders gewoond dan hier. ‘Vreselijk,’ roept ze uit, als het woord Garzweiler valt. Ze wrijft haar duim en wijsvinger tegen elkaar aan. Ogen die vuur spuwen. ‘Het is alleen maar geld en politiek.’
In de dorpen rondom de Garzweilermijn worden die twee vaak in één adem genoemd. Dat komt omdat veel gemeentes in Nordrhein-Westfalen aandelen hebben in RWE. Daarmee is de plaatselijke politiek onlosmakelijk verbonden met het belang van de bruinkoolmijnen.
Als Nicole Thelen een sigaretje rookt op het balkon, komen de momenten dat ze weemoedig wordt, zegt ze. ‘Voor mijn schoonmoeder en voor mijn zoon van vijftien vind ik het het ergst. Zij heeft nergens anders gewoond, hij is het enige kind dat is overgebleven in dit dorp.’ Als ze uitkijkt over hun land, bedenkt ze dat ze haar kleinkinderen nooit kan laten zien wat de familie hier heeft opgebouwd. De vruchtbare weide, de schuur die is opgetrokken uit stenen afkomstig van de oude watertoren van het dorp, de koeienstal die ze verbouwd hebben tot bar. ‘God, wat hebben we hier gefeest,’ verzucht ze.
Een nieuw dorp
Enkele kilometers bij het bijna verlaten oude Immerath vandaan, net buiten het bereik van de mijn, is Neu-Immerath gebouwd (officieel Immerath (neu) geheten). Een nieuwbouwwijk in de ogen van buitenstaanders, een nieuw dorp in de ogen van de vijfhonderd bewoners die uit het oude Immerath zijn meegekomen. Ook hier is weer een Lützerather Strasse en een Freiheitsstrasse. De pizzeria heet nog altijd Piccola, de feestzaal die in het oude Immerath onderdak bood aan de schuttersvereniging en dorpsfeesten is nog altijd de Kaisersaal. Alles om het oude dorpsgevoel te behouden, maar niks kan voorkomen dat alles hier nieuwbouw is.
Een oudere man in een keurige donkerblauwe, gewatteerde jas met wollen pet op staat buiten te kijken hoe de kerkklokken uit de oude kerk zojuist zijn aangekomen bij de nieuwe kapel die de oude kerk moet vervangen. Hij woont inmiddels zeven jaar in Neu-Imme-rath. Hij en zijn vrouw behoorden tot de eersten die vertrokken naar het nieuwe stadje. De ophef die over de verhuizing is gemaakt, vindt hij schromelijk overdreven. ‘De media hebben er een show van gemaakt, samen met enkele dorpsgenoten. Maar toen het eenmaal zover was, waren de druktemakers de eersten die vertrokken naar een nieuw huis.’
Hij wijst op de nieuwe kapel, een miniatuur vergeleken bij het gevaarte met haar twee torens in het oude Immerath. ‘Hier kan je toch ook alles? Naar de mis, trouwen, bijeenkomsten organiseren. Zoveel mensen gaan er echt niet meer naar de kerk. Bovendien waren in de oude kerk de bankjes keihard en was het er altijd ijskoud binnen.’
Hijzelf is dik tevreden in Neu-Immerath. Alles mooi geïsoleerd, een nieuwe keuken en een nieuwe badkamer, somt hij op. Stukken beter dan het oude huis. Hij had er al twintig jaar niets meer aan laten doen vanwege de geplande verhuizing van het dorp en kreeg er nog steeds een beste vergoeding voor. En nee, hij heeft geen zin om zijn naam te zeggen. Er is al genoeg over gesproken, vindt hij.
In Immerath zijn er mensen geweest die een woning kochten met het oog op een flinke bonus van RWE als de tijd van afbraak eenmaal was gekomen. Zelfs het gebeente van de Immerathers verhuist het stroombedrijf mee. De umbettungen gebeuren één voor één. Zo gauw een familie weet waar hun nieuwe huis zal staan, wordt de verhuizing van de bijbehorende graven in werking gezet. Het resultaat is een spiksplinternieuw kerkhof met oude botten en oude stenen aan de rand van Neu-Immerath.
Algemeen belang
Er is inmiddels niemand meer die bezwaar maakt bij de rechter tegen de mijnbouwpraktijken van RWE. Wat kun je doen als individu tegen zo’n groot en machtig bedrijf, klinkt het. Iedereen weet hoe het politieagent Stephan Pütz is vergaan. Deze inwoner van Immerath verzette zich ruim twintig jaar, waarvan dertien in de rechtszaal, tegen de uitbreiding van de Garzweiler II-mijn.
Pütz is geboren in Königshoven, een dorp dat inmiddels al door de mijn is verzwolgen. Nog eens onteigend worden, dat wilde hij niet. ‘Alles wat ik in mijn kindertijd kende naar het oosten toe, bestaat niet meer.’
Afgelopen voorjaar verloor hij zijn zaak voor het allerhoogste gerechtshof in Duitsland. De uitbreiding van de mijn was in het algemeen belang, oordeelde de rechter in Karlsruhe. RWE levert arbeidsplaatsen aan duizenden mensen. Het stilleggen van de mijn zou een dusdanig financieel fiasco veroorzaken voor het bedrijf en daarmee de medewerkers, dat de rechter oordeelde dat Pütz en zijn dorpsgenoten hun woonplaats moesten verlaten.
Maar de vraag of het stoken van miljoenen tonnen bruinkool in het algemeen belang van Duitsland is, daar wilde de rechter zich niet
over uitspreken. Dat is een vraag voor de Duitse politiek.
Paradepaardje van Essent
Sinds Duitsland zijn kerncentrales na de ramp in Fukushima één voor één sluit, neemt de stroomproductie uit bruinkool deels de plaats in van kernenergie. Het is een ongewenst bijeffect van de Energiewende waar Duitsland tot nu toe nog geen antwoord op heeft. In 2012 en 2013 steeg de uitstoot van CO2 zelfs door de bruinkoolproductie.
De uitgestrekte Duitse akkers mogen dan volstaan met gesubsidieerde windmolens, biovergisters en zonnepanelen, het is onvoldoende om het land volledig te kunnen voorzien van energie. Bovendien zijn wind- en zonne-energie grillig en onvoorspelbaar. Op bewolkte, grauwe dagen produceren de zonnepanelen en windmolens haast niets. Op zonnige dagen met een flinke bries, als ze vol in bedrijf zijn, loopt het Duitse stroomnet bijna over door de golven elektriciteit die het net op komen.
Soms staat het Duitse elektriciteitsnet zo onder druk dat de kilowatturen met geld toe aangeboden worden op de Noordwest-Europese energiemarkt. Duitsland moet volgens z’n eigen wetten de groene stroom als eerste gebruiken. De stroom uit bruinkolen wordt bij een overschot geëxporteerd. Nederland is de grootste klant, vanwege vier goede hoogspanningsverbindingen. Toch zorgt die overcapaciteit er niet voor dat Garzweiler II of enige andere bruinkolenmijn minder produceert; de centrales rondom de krater blijven aanstaan, al is het windkracht vijf en stralend blauw. Een bruinkoolcentrale zet je niet zomaar uit, maar bovenal is het voor energieproducenten als RWE goedkoper om stroom op te wekken uit bruinkool dan uit minder milieubelastende fossiele brandstoffen als gas.
Het levert bizarre, nauwelijks uit te leggen situaties op. Zo is de Claus C gascentrale in het Limburgse Maasbracht, op nog geen vijftig kilometer van de huizen van Pütz en de familie Thelen, sinds deze zomer gesloten. De schoonste centrale van Nederland had het moeten zijn: de centrale was juist voor één miljard verbouwd tot hypermodern paradepaardje van Essent, onderdeel van hetzelfde RWE dat aan de andere kant van de grens dagelijks tonnen bruinkool de ovens inrolt. Dit overigens ook tot verdriet van RWE zelf. Het bedrijf maakte in 2013 voor het eerst in zestig jaar verlies door slechte investeringen in gascentrales buiten Duitsland.Toch ziet het er niet naar uit dat de landelijke politiek in Duitsland snel ingrijpt.
‘Op dit moment ontbreekt de politieke wil om ook de bruinkoolproductie af te bouwen, al is het onderwerp van scherp debat op dit moment,’ zegt professor Christian Hey, het hoofd van de Duitse milieuraad, aan de telefoon vanuit Berlijn. Want groen willen zijn en ondertussen juist meer broeikasgas uitstoten, duidt op een grote lacune in de Duitse energiepolitiek. Om de klimaatdoelen in Duitsland toch te kunnen halen (40 procent minder CO2-uitstoot in 2020 ten opzichte van de uitstoot in 1990) wordt nu nagedacht over een systeem dat voorbijgaat aan het falende Europese emissierechtensysteem. Een landelijk in plaats van een Europees beleid heeft als voordeel dat landen maatregelen kunnen opleggen aan vervuilende industrie en ook streng de regels kunnen handhaven. Maar Hey vermoedt dat een nieuw beleid ten aanzien van fossiele brandstoffen in elk geval tot na de verkiezingen van 2017 op zich zal laten wachten. ‘Wil je het veranderen, dan moet je politiek ingrijpen. Maar op dit moment vermoed ik dat deze regering dat niet durft.’
Heen en weer gestuurd
Voor Stephan Pütz zal een ontmoedigingsbeleid voor bruinkool in elk geval te laat komen. Hij is inmiddels met RWE in onderhandeling over de uitkoopsom. ‘Het proces heeft niet gebracht wat ik wilde, maar het was een pad dat ik moest gaan.’
Toch is het proces dat Pütz voerde niet voor niets geweest. Het leverde landelijke media-aandacht op die wellicht van invloed is geweest op de besluitvorming over de mijn. Een politiek compromis tussen arbeiderspartij SPD ‘ sterk voor een stevige bruinkoolindustrie in de deelstaat ‘ en De Groenen volgde. Dit voorjaar besloot de regering dat de mijn minder zou groeien dan aanvankelijk was afgesproken met RWE. Het dorp Holzweiler, op de lijst om in 2030 in het gat te verdwijnen, zal blijven staan. De bewoners waren door het dolle, herinnert de jonge boer Stephan Schmitz zich. ‘Voor de Holzweilers was het ongelofelijk. Zij wisten al dertig jaar dat ze zouden gaan, en plots konden ze blijven.’
Maar voor de bewoners van het Eggerather Hof en nog twee andere boerderijen betekende de beslissing ‘het grote ongewisse’. De drie oude boerderijen liggen net buiten het dorp. De grens tot waar de mijn uiteindelijk komt, is nog niet getrokken. ‘RWE zegt: we baggeren zo ver mogelijk door, jullie gaan. Maar officieel hoort de boerderij bij Holzweiler. Uitsluitsel is er nog steeds niet. We worden heen en weer gestuurd.’
Juist het niet weten maakt emotioneel, zegt Stephan Schmitz, inmiddels de vierde generatie Schmitzen die de Eggerather Hof bewoont. Bijna zijn hele leven was het een gegeven dat hij de stokoude familieboerderij uiteindelijk zou moeten verlaten. Hij had zich er al bij neergelegd. Om de onzekerheid hanteerbaar te houden, leeft hij ‘alsof we niet verdwijnen’. Hij bouwt net buiten de slotgracht een nieuw huis voor zijn ouders, zodat hij en zijn vrouw in de hoofdwoning kunnen trekken. Ook de aardappels die hij verbouwt voor Nederlandse patatfabrikanten blijft hij elk jaar weer planten en oogsten. ‘Het is prachtige grond.’
Als hij langs de rij imposante beuken rijdt die zijn oprijlaan flankeren, zegt hij vanachter het stuur van zijn pick-up truck: ‘Wat wij hier hebben, dat vind je nooit meer ergens anders. Deze bomen zijn meer dan honderd jaar oud. Het vierkante hof, de ridderpoort. Dat bouw je niet weer op. Een nieuwe boerderij wordt gewoon een huis en een schuur. De flair zal eraf zijn.’
Kleine man
De eerste tekenen van de naderende machines zijn al merkbaar. Het water is het eerste wat verdwijnt, weet Stephan Schmitz. Op zijn akkers zijn overal pompen aangelegd om het gat droog te houden. Zelfs in Nederland (Roermond ligt op een half uur rijden) is het leegzuigen van de grondlagen te merken. De slotgracht rondom de boerderij, in 1754 gebouwd op het fundament van een Middeleeuws ridderhof, staat al jaren droog. Het water heeft plaatsgemaakt voor droge herfstbladeren en er groeit klimop op de bodem van de gracht.
Waait de wind uit het noordwesten, dan hoort Schmitz het gebrom van de gigantische graafmachines. ’s Nachts ziet hij de gloed van de lampen die de mijn bijlichten aan de horizon. Garzweiler II slaapt nooit, voert 24 uur per dag de centrales. Het zijn taferelen uit het oude Ruhrgebied. Maar dichterbij zijn huis is de nieuwe tijd ook zichtbaar. Als er een briesje staat, draaien de zestig windmolens die de afgelopen twee decennia op de akkers rondom de boerderij zijn geplaatst in de open velden. Sommige zijn zelfs van RWE. Al wonen ze op de rand van een bruinkoolmijn, zoals zoveel Duitsers hebben ook de Schmitzen het dak van een van de negentiende-eeuwse schuren vol zonnepanelen gezet.
Schmitz is niet naïef: ‘Ik snap ook wel dat je niet alle energie die nodig is uit wind en zon kan halen. Het moet ook ergens vandaan komen als de zon niet schijnt.’ Schamper: ‘Maar ze graven alleen maar sneller en meer kolen af. De energie wordt verhandeld op de beurs om goedkoop geleverd te worden aan het buitenland. Dat kan ik niet volgen.’
Veel kan hij niet doen aan de onzekere situatie. ‘Als je je als kleine man verzet, maak je uiteindelijk jezelf kapot.’ Dus wacht hij af.
In het slechtste geval zal hij de laatste Schmitz zijn die de Eggerather Hof bewoont. ‘Waar houdt de mijn op? Voor of achter mijn voordeur? Dat is de vraag.’ In het beste geval heeft hij een half leeg meer voor zijn deur liggen tegen de tijd dat een eventuele vijfde generatie Schmitzen het bedrijf over kan nemen. ‘Misschien vragen mijn kinderen me dan wel waarom ik niet vertrokken ben.’ Verdwijnt de oude boerderij toch in het gat, dan zal hij ergens anders boer worden, denkt hij. Maar hij kan zich er niks bij voorstellen.