Voor de huizenbubbel barstte, ging het geweldig met dit Spaanse dorp // Veel mensen werkten in de deurenindustrie, nu zijn ze werkloos // En de arbeidsmarkt zal niet erg verbeteren komend jaar, zo zijn de voorspellingen.
Het is een uur of elf ’s ochtends als Angel Pérez Bueno zijn eerste jointje draait. Het hoort bij zijn ochtendritueel: aankleden, koffie zetten, wiet vermalen en rollen.
Hij rookt drie tot vijf joints per dag. Het kalmeert zijn gedachten en houdt zijn zorgen op afstand, zegt hij. ,,Als ik werk zou hebben, zou ik het niet doen. Dan rookte ik er misschien eentje als ik thuis kwam, meer niet.”
Maar Angel Pérez Bueno (26) heeft geen werk, al zes jaar niet. Ja, soms eens een klusje hier of daar, tijdens de druivenpluk of de olijvenoogst in Villacañas. Maar vast werk, nee.
Ook zijn beide ouders en zijn zusje Regina (21) zitten thuis. Het hele gezin is werkloos.
Alles is nu anders dan zeven jaar geleden, toen Villacañas gouden tijden beleefde. Binnen één generatie, van de jaren 80 tot 2006, groeide het arme boerengehucht op de dorre vlakte onder Madrid uit tot een waar industriestadje. In Villacañas werden nagenoeg alle deuren geproduceerd die nodig waren voor de talloze nieuwbouwprojecten in Spanje.
Tot de huizenbubbel in Spanje barstte. En niemand nog een nieuwe deur nodig had.
Angel werkte vanaf zijn vijftiende bij Visel, één van de zeven grootste deurenfabrieken van Villacañas. Op zijn negentiende werd hij ontslagen. Hij dacht dat hij zo weer aan het werk zou zijn en nam zijn situatie niet al te serieus.
Werkloosheid was een vreemd, exotisch begrip in de deurenstad.
Uit de wijde omtrek kwamen mensen naar de stad om te werken in de deurenindustrie. De lonen waren er hoog, de arbeidsomstandigheden goed. Op het hoogtepunt van de deurenproductie lagen de salarissen boven de duizend euro netto en konden werknemers vaak ook nog een deel zwart bijklussen.
De inwoners waren trots op de welvaart en plotselinge levendigheid in het voorheen doodse stadje. Huizen en auto’s werden op afbetaling gekocht, werk en geld was er genoeg.
,,Als je hier geen Audi of BMW had, deed je niet mee”, herinnert Angel zich. Zelf kocht hij een splinternieuwe auto op afbetaling toen hij achttien was. Het plan was: eerst de auto afbetalen, daarna een huis, een leuke vriendin en een gezinnetje.
De blauwe Ford staat nu al weer een jaar bij de autodealer om verkocht te worden. De schuld drukt als een loden last op het gezin.
Kostwinner is oma, met haar pensioen
Het grootste deel van hun tijd brengen Angel Pérez Bueno, zijn ouders en zijn zus nu door in de kleine keuken van oma Juana. Zij is met haar tachtig jaar degene die het meeste geld binnenkrijgt, dankzij haar pensioen: vierhonderd euro per maand. Ze heeft geld om de verwarming aan te zetten en zorgt twee keer per dag voor eten. In hun eigen huis zitten ze in de kou, er is geen diesel is om te stoken. ,,Zonder mijn oma had het gezin nu onder een brug gelegen”, zegt Angel.
De meltdown die het inzakken van de economie teweegbracht, is door het hele stadje te zien. Desolate fabriekshallen staan als reusachtige karkassen op het uitgestrekte bedrijventerrein.
Onbewaakte fabrieken worden door dieven van de laatste resten hout en metaal ontdaan. Splinternieuwe machines zijn door curatoren per kilo verkocht aan Marokko. ,,Daar zijn de deuren goedkoper en gaat het nog wel goed”, zegt Angel bitter.
Een overwoekerd golfbaantje herinnert eraan dat het hier ooit goed toeven was. De weg waar ooit zwaar vrachtverkeer overheen moet hebben gedenderd, is spookachtig stil. Fabriekshekken zijn dicht, erachter groeien distels tussen de scheuren in het asfalt.
De crisis zorgt er ook voor dat de verhoudingen binnen gezinnen zijn veranderd. Opgroeiende kinderen blijven langer thuis wonen, terwijl hun ouders weer afhankelijk zijn geworden van hun eigen, bejaarde ouders. Gepensioneerden en kleine kinderen zijn vaak de enige manier om – via kinderbijslag of pensioenen – wat geld binnen te krijgen.
Angel en Regina Pérez Bueno hebben het er moeilijk mee dat ze afhankelijk zijn van hun ouders, die op hun beurt ook weinig uit te delen hebben. Als het aan Angel gelegen had, had hij een auto, een eigen huis en een gezin gehad.
Ook Regina verbijt zich bij de gedachte dat ze nog steeds als een afhankelijk kind leeft. ,,Ik heb het altijd fijn gevonden om alleen te zijn, om aan niemand verantwoording af te leggen. Dat kan nu niet. Er is geen werk, waardoor ik alles aan mijn ouders moet vragen. Dat is zwaar.”
Volgens de gemeente is zo’n 30 procent van de bevolking van Villacañas werkloos. Angel gelooft er niets van, het is veel meer volgens hem. ,,Wat weten zij nou? Ze meten tijdens de olijfoogst, als iedereen even lekker aan het werk is.”
Ook andere stadsgenoten trekken het officiële cijfer in twijfel. Jesus Fernandez, oud-vakbondsleider in een deurenfabriek, nu restauranthouder, houdt het op 50 à 60 procent werkloosheid. En de helft daarvan is al langer dan vier jaar zonder baan. Vacatures zijn er niet voor ongeschoolde arbeiders. Het weinige werk in de overgebleven fabrieken is alleen via via te krijgen.
Inmiddels is ook het moreel van de bewoners laag. Niemand spreekt nog sussend of optimistisch over de situatie. Nee, het ergste is nog niet geweest. Bijna iedere werkloze die je vraagt of hij of zij in het buitenland zou willen werken, zegt volmondig ja. Ook Angel en Regina. Maar tegelijk heeft niemand concrete plannen of een strategie. ,,Wij willen werken. Wat voor werk maakt niet uit”, zeggen ze strijdvaardig.
Velen zijn het land nooit uit geweest en spreken geen andere taal. Bovendien zijn de meesten niet gewend om te solliciteren. En ze hebben weinig of geen opleiding. Dat hoefde ook niet, de werkloosheid was de laatste 15 jaar bijna nul. Angel en Regina zwoegen nu allebei in de avonduren op een diploma. Regina droomt ervan om kapster te worden of met kleine kinderen te werken. Om haar eigen spullen te kunnen kopen.
Maar ze ziet het nieuwe jaar somber in. De uitkering die hun vader nu ontvangt, stopt dan. Het enige inkomen dat het gezin dan nog heeft, is van hun oma.
En haar broer? Op zijn leeftijd geldt hij inmiddels als oud, maar onervaren. Hij staat al zo lang stil, zegt hij, dat hij soms niet eens zijn bed uit wil komen. ,,Je voelt je alleen, want je hebt niets. Vroeger had ik mijn collega’s uit de fabriek. Je ging er samen heen en samen weer naar huis. Samen stappen, afspreken. Ik zie ze niet veel meer.”
Alleen vertrekken biedt uitkomst, denkt hij. ,,Ik zoek al twee jaar niet meer naar werk. Het is hier doods.” Maar waarheen? Hij weet het niet. Aan wat hij echt goed kan, deuren maken, is voorlopig geen behoefte.
Beeld: Jasper Juinen