Het Nederlands duinlandschap is langs de hele kust getekend door de Duitse bezetting. Sinds enkele jaren zijn archeologen geïnteresseerd in de resten van de nazi’s onder het zand.
In de duinen bij Wassenaar veren de kussentjes mos zacht onder je voeten, zinken je stappen fijn weg in het zand. De natuur is er zo bijzonder en divers, dat het gebied de status van Natura 2000-landschap heeft. Maar dit sprookjeslandschap maakt ook onderdeel uit van een van de grootste en grimmigste verdedigingwerken ter wereld: de Atlantikwall, de kustlinie die de Duitsers van de Spaanse grens tot het noorden van Noorwegen lieten bouwen tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Wie er oog voor heeft ziet nog overal sporen van de Duitse bezetter. Bunkers en schuttersputjes, loopgraven en mitrailleursnesten. Zelfs zeventig jaar na de bevrijding zwerven er nog stukken metaal en brokken beton naast konijnenholen en onder duindoorns. Zand erover, was lange tijd de opvatting, maar sinds een jaar of tien wordt deze verdedigingslinie met andere ogen bekeken dan alleen als een kilometers lang litteken van de bezettingstijd. De Duitse resten hebben de interesse gewekt van archeologen.
Mitrailleursnesten in kaart
“Met een beetje fantasie kun je nog terughalen hoe het er hier heeft uitgezien”, zegt de jonge archeoloog Nick Warmerdam van het archeologische adviesbureau RAAP. Voor hem ligt een ondiepe geul met een iets andere begroeiing. Het zijn de resten van een Duitse loopgraaf. Dicht gestoven maar nog net herkenbaar voert die vanaf een verstevigd schuttersputje naar boven.
Samen met collega Ruurd Kok bracht Warmerdam het gebied Hollands Duin in kaart met subsidie van de provincie Zuid-Holland. Ze combineerden de gegevens van oude kaarten en foto’s met wat er nu nog te zien is in het landschap. Dat heeft een serie nieuwe kaarten opgeleverd van het duingebied tussen Katwijk en Scheveningen waar de Duitse activiteiten nauwkeurig op zijn aangegeven.
Soms verdwijnt de inkeping in het landschap, maar gaat daarna weer verder, steeds hoger. De duintop waar de loopgraaf op uitkomt, is iets afgeplat. Eenmaal boven blijkt dat een kuil te zijn: een mitrailleursnest. “Beneden het duin liep een smalspoor richting zee”, weet Warmerdam. “Vanaf hier kun je dat perfect zien.”
De bunkers die overal in de Nederlandse duinen liggen, zijn tijdens de oorlog al door het verzet en door de geallieerden redelijk goed in kaart gebracht. Dankzij GPS kunnen de bunkers zoals ze ingetekend staan op oude kaarten nu teruggevonden worden onder het zand. Maar de zogenoemde ‘zachte resten’, het netwerk van verbindingen en kleinere verdedigingswerken in die Atlantikwall, gaan langzaam maar zeker verloren. Ze slijten onder invloed van de natuur en de elementen, maar ook door werkzaamheden waarbij ze soms letterlijk onder het zand verdwenen.
Zo werd een deel van dit gebied in 2002 kaal gemaakt om de natuur meer ruimte te geven. Bulldozers rolden dagenlang door het duin. Toen was er niemand die zich überhaupt afvroeg wat die onopvallende geultjes waren. Logisch ook, ze hadden ook door water uitgesleten kunnen zijn.
“Omdat je ze bijna niet ziet, zijn ze zo kwetsbaar”, zegt Kok. “Bij bunkers is ‘boem’, ho! als je aan het werk bent, maar die zachte resten moet je echt weten te liggen voor je begint.” Warmerdam: “In dat nieuwe natuurgebied vind je nu niks meer terug. We wisten toen nog niet wat er lag.”
Lang werd gedacht dat dit stuk kust nagenoeg geen Duitse resten bevatte. Warmerdam werd op zijn opleiding zelfs voor gek versleten dat hij uitgerekend in bunkerloos duingebied op onderzoek uit wilde. ‘Daar ligt niks’, wisten zijn medestudenten. Maar dat bleek even anders te liggen toen hij de luchtfoto’s en oude kaarten combineerde met de sporen in het veld.
Voor het onderzoek hebben de archeologen niet gegraven, al hadden ze dat natuurlijk wel graag gewild. De noodzaak om hier verder archeologisch onderzoek te doen onder het maaiveld, is er nu niet. Er wordt niet gebouwd, de resten die er liggen gaan nergens heen. En ook boswachter Mark Kras van Staatsbosbeheer ziet onnodig gegraaf in zijn gebied niet zitten. Kras: “Dit is niet zomaar een poldertje, maar echte topnatuur.” Trots wijst hij even later op een groepje knalrode paddenstoeltjes. Met de vriendelijke strengheid zo typisch voor boswachters, zegt Kras tegen Kok: “Als jij hier je schop in de grond wil steken, en ik weet dat er wasplaten staan, gaat het mooi niet door.” De archeologen weten het. Overleggen, kijken wat er mogelijk is, ze zijn het gewend.
Tegelijk zijn de vondsten voor Kras en zijn collega’s een nieuwe realiteit waar zij rekening mee moeten houden bij het natuurbeheer. Zomaar de bulldozer erdoorheen, zoals in 2002, dat zou nu niet meer kunnen. Er moet op zijn minst een afweging gemaakt worden. Kras vindt het onderdeel van zijn verantwoordelijkheid als boswachter van Staatsbosbeheer. “Mensen denken dat wij alleen over planten en dieren gaan, maar er liggen 550 rijksmonumenten op ons grondgebied.”
Rondleidingen
Toegegeven, die Duitse sporen liggen af en toe behoorlijk in de weg. “Het doorkruist je plannen en het is een extra last, maar dat is een kwestie van professioneel je beheer uitvoeren. Ik kan er nu in ieder geval rekening mee houden omdat ik weet dat het er is.”
Kras heeft van de nood een deugd gemaakt. Zijn rondleidingen voeren nu ook langs de onopvallende geulen en kuilen die eraan herinneren dat deze duinen niet alleen natuur zijn, maar ook een cultuurlandschap, gevormd door de geschiedenis. Wel een grimmige geschiedenis. Want oud of niet, het blijven naziresten in Nederlands duin; omstreden erfgoed.
De Atlantikwall werd aangelegd door lokale aannemers. Kustdorpen zoals Katwijk veranderden in de eerste oorlogsjaren in een haast buitenaards betonnen landschap, afgezet met mijnenvelden, loopgraven en prikkeldraad. Verzetslieden riskeerden vervolgens hun leven om de Duitse bouwsels in kaart te brengen, soms met fatale afloop. Zes Franse commando’s lieten in dit gebied het leven nadat een verkenningsmissie mislukte. Moet je daar nu voorzichtig mee zijn?
Twintig jaar geleden werd iemand die dat beweerde haast bestempeld als neofascist, maar nu de generatie die de Tweede Wereldoorlog meemaakte langzaam uitsterft, wordt er ook anders gekeken naar wat er nog over is uit die tijd, zelfs als het de resten zijn van de vijand. Niet dat Kok er nu voor pleit om van alles op te graven om het in reusachtige depots te bewaren voor het nageslacht. Resten blijven vaak het beste bewaard waar ze liggen: in de grond. “Je kan niet alles bewaren, maar je kan het wel in kaart brengen. En op grond daarvan maak je keuzes.”
‘Bunkeritus’
Het onderzoek van Kok en Warmerdam wordt niet openbaar gemaakt. Ze zijn namelijk niet de enigen die geïnteresseerd zijn in resten van de Tweede Wereldoorlog in de duinen. Langs de hele Nederlandse kust zijn mensen met metaaldetectors actief, op zoek naar schatten uit de Tweede Wereldoorlog. En dan zijn er ook nog de bunkerploegen. Dat zijn groepen mannen en een enkele vrouw die gegrepen zijn door een betonvirus of de ‘bunkeritus’. Illegaal struinen zij na zonsondergang de duinen af op zoek naar ‘maagden’, bunkerjargon voor bunkers die niet meer open zijn geweest sinds de Tweede Wereldoorlog. Ze gaan naar binnen, fotograferen zichzelf, nemen wat ze vinden vaak mee. De bunkerploegen hebben eigen depots, eigen websites en vaak een eigen museumpje met spullen die ze in de bunkers vonden.
De drie mannen maken zich daar druk om. Boswachter Kras omdat ze de flora- en faunawet overtreden. Warmerdam en Kok omdat ze vinden dat de bunkeraars rommelen met erfgoed. “De bunkerploegen beweren dat ze historisch onderzoek doen, maar ze documenteren hun vondsten niet zorgvuldig en houden hun kennis van het duin voor zichzelf.”
Jammer, vindt Kok. De archeologen zouden best met ze willen samenwerken vanwege hun goede kennis van het duin. Maar het contact is volgens Kok en Warmerdam tot nu toe moeizaam geweest. “Het liefst zouden we ons onderzoek voor iedereen beschikbaar willen maken, nu is het alleen op aanvraag. We willen niet dat het in verkeerde handen valt.”