De nieuwe olievelden van Noord-Dakota trekken Amerikanen uit het hele land aan Ze hopen er hun fortuin te maken Wat doet dat met het stadje Williston, het centrum van de oliekoorts?
In zijn beste kleren zit Bob Thompson ons op te wachten in Lonnie’s Roadhouse, z’n stamkroeg. Zijn cowboylaarzen zijn gepoetst, de vouw in zijn spijkerbroek is gestreken. Zijn cowboyhemd is al even smetteloos als zijn witte hoed.
Zo vaak heeft hij niet meer een afspraakje. Bob Thompson (71) ligt meestal voor tien uur in bed. Maar nu willen twee journalisten met hem praten over de zes oliebronnen op zijn land. Een verzetje, in vrouwelijk gezelschap nog wel. In een stad die gedomineerd wordt door jonge mannen, zeg je daar geen nee tegen.
Bob Thompson is rijk geworden van de olie, net als veel anderen in Williston. Afhankelijk van hoeveel er uit zijn grond naar boven wordt gepompt, krijgt hij elke maand tienduizend tot achttienduizend dollar op zijn rekening bijgeschreven. Zijn negen broers en zussen, mede-eigenaren, krijgen hetzelfde bedrag.
Toch is Bob Thompson niet blij met de veranderingen in zijn geboortestreek. Vroeger was het hier rustig. Kon je een bar inlopen en herkende je iedereen. Er waren een paar kerken, één McDonalds, een bowlingbaan, een stripclub. Huizen met keurig gemaaide gazons, brede wegen door golvende graanvelden.
Een prairiestadje zoals er zoveel zijn in Noord-Dakota.
Dat was voor de hypotheekcrisis. Voor de toenemende werkloosheid. Toen olie nog geen honderd dollar per vat kostte.
Toen de techniek van horizontaal boren en fracking nog geen toegang gaf tot het olieveld dat zich onder het stadje uitstrekt.
Voor de oliekoorts, kortom.
Williston is nu een stad met veel meer inwoners dan toen. Mannen, vooral. Als Bob Thompson een restaurant inloopt, herkent hij niemand meer. ,,Ze komen uit alle uithoeken van het land. De samenhang is weg.” Wanneer hij op straat de nummerborden van auto’s bekijkt, telt hij soms wel vijfendertig verschillende staten.
Noord-Dakota raakte op een gegeven moment zo ontvolkt dat er stemmen opgingen om de uitgestrekte graslanden maar weer terug te geven aan de natuur. Als er geen mensen meer wilden wonen, dan de bison maar.
Niemand had toen gedacht dat uitgerekend deze streek een laatste reddingsboei voor duizenden mensen zou worden. Zo’n 800.000 vaten ruwe olie per dag produceert Noord-Dakota. Elke maand worden er 185 nieuwe bronnen geslagen. Alleen Texas produceert meer olie. Californië en Alaska zijn al ingehaald.
De staat is nu niet langer een achtergesteld boerengebied, maar een economisch wonder. Tegelijk voltrekt zich in de dorpen waar de olie vandaan komt een sociaal experiment. De toestroom van mannen die in the middle of nowhere kapitalen verdienen is nu drie jaar aan de gang. De goudkoorts. In het Amerika van nu.
Je ziet de ontwikkelingen om je heen. De bouw van nieuwe bedrijven, opslagplaatsen en huizen gaat zo snel dat niemand tijd of aandacht lijkt te besteden aan hoe het eruit ziet. Haast iedere boerderij heeft wel een trailer op het land staan.
Het is onduidelijk hoeveel mensen er in Williston bijgekomen zijn. Het onderscheid tussen wie tijdelijk komt werken en wie blijft wonen is haast niet te maken. Een grove schatting is dat het aantal inwoners de afgelopen paar jaar pakweg verdrievoudigd is, van 12.000 naar 40.000.
Ook de verhouding tussen het aantal vrouwen en mannen is drastisch veranderd. Hoe het precies zit weet niemand, maar dat doet er niet zoveel toe. Sydné McKinney (19), die hier sinds een jaar woont: ,,Of het nu 1 op 20 of 1 op 50 is, het is gewoon weinig tegenover veel.”
Het levert af en toe behoorlijk geëmancipeerde taferelen op. Mannen die met karren vol eten in de rij van de supermarkt staan. Mannen die hun eigen was doen. Mannen die staan te koken in hun trailers.
In sommige gedeeltes wonen helemaal geen vrouwen. De man camps die het stadje omringen zijn daar door de oliemaatschappijen neergezet. Doorgaans zijn het kale barakken met stapelbedden en een gedeelde woonkamer. In Irak en Afghanistan worden ze gebruikt om soldaten in onder te brengen.
Niet ideaal, weet Carrier Morrell (31). Samen met vijf anderen slaapt hij in een trailer op vijf minuten rijden van de olie-installatie waar hij werkt. ,,Je zit op elkaars lip en er is weinig te doen.” Hij heeft zijn studie economie afgemaakt maar kon geen baan vinden in zijn thuisstaat (Montana). Een half jaar geleden werd hij aangenomen als platformschoonmaker. The worm heet zijn positie in olie-jargon: hij kwam als laatste bij het team. Maar deze worm verdient wel een ton per jaar.
,,Het werk is geen rocket science, maar niet iedereen kan het”, zegt hij. Carrier Morrell werkt twee weken achter elkaar twaalf uur per dag of per nacht, afhankelijk van zijn shift. Daarna is hij twee weken thuis bij zijn gezin. ,,Het is een emotionele achtbaan. Iedere twee weken heb je een rot-moment, wanneer je wegrijdt van je familie. Twee weken later loop je over van blijdschap als je ze weer ziet.”
Familiemannen als Carrier Morrell blijken geen uitzondering in Williston. De ruffnecks, die we spreken zijn stuk voor stuk minder ruig dan we van tevoren hadden gedacht. Ze zeggen miss en ma’am en spreken vol weemoed over thuis. In eigen land een middagje fietsen in korte rok levert meer mannelijk commentaar op dan een week rondlopen in boom town Williston.
Maar dat wil niet zeggen dat er niks gebeurt. Uit de statistieken van de politie blijkt dat het aantal verkrachtingen in 2012 in de counties in Noord-Dakota waar olie wordt gewonnen met 41 procent is gestegen ten opzichte van 2011. Van 34 naar 48.
Bijna alle vrouwen die we spreken houden er rekening mee dat ze in een mannenstad wonen. Alleen ’s avonds een wandelingetje maken doen ze niet. Sydné wil een wapenvergunning. Pam Rinas (53) zegt dat ze zich overdag bekeken voelt.
Een dag na onze ontmoeting met Bob Thompson mogen we mee met deputy sheriff Jake Manuel. De politiepost is ernstig overbelast. De cellen, met plek voor ruim honderd man, zitten bijna iedere avond vol. ,,Je arresteert alleen iemand als het echt serieus is”, zegt Jake Manuel. ,,Je moet mensen het voordeel van de twijfel geven.”
De samenleving is ongewild ingericht op onvoorspelbaarheid. De mannen werken op onregelmatige tijden: soms weken achter elkaar en dan opeens weer een week niet. Een overdosis testosteron, drank en verveling doen de rest. Het resultaat is dat de sheriff op een doodnormale dinsdag zijn handen vol heeft aan vechtpartijen, terwijl er op zaterdag dan weer weinig te doen is.
Op stille avonden kan hij zich nog altijd bezighouden met wildkampeerders. Mensen die net aangekomen zijn en hun fortuin nog niet verdiend hebben, slapen in hun auto’s maar ook in tentjes op de prairie. Of op de oevers van Little Muddy River.
Als je het ziet, vraag je je af of het geld het waard is om onder deze omstandigheden te leven. Zelfs voor wie het gemaakt heeft in de olie-industrie is het eenzaam en saai, een eendimensionale mannenwereld. Wat beweegt de vrouwen die hier wonen? Dat is de komende dagen te lezen in nrc.next.